Visnu en kurma

Kurmasana is de houding van de schildpad. De schildpad is ook een incarnatie van Visnu, een  van de oppergoden in het hindoeisme.  Na een hevige overstroming van het hele universum waren  de goden vele schatten kwijt geraakt. Zo verloren ze ook hun onsterfelijkheid, omdat Amrta, die nektar maakt waardoor de goden jong blijven, in de oceaan was verdronken. Om de verloren schatten terug te krijgen, sloten de goden voor het eerst van hun leven een verbond met de demonen.
Samen gingen ze in de oceaan zoeken naar de verloren schatten  Visnu veranderde in een grote schildpad en droeg de berg Mandara op zijn rug. Ze doken naar de bodem en de schildpad droeg de berg als een soort stok op zijn rug. Om de berg spanden de goden de slang Vasuki, die ze als touw gebruikten. Ze begonnen rond te draaien van beneden naar boven, zoals wij mensen de melk karnen. En zo trokken ze met de berg alle schatten weer omhoog. Niet alleen Amrta kwam weer boven water, maar ook Laksmi, de godin van weelde en schoonheid, en de geliefde van Visnu.